Het debat op 13 september in de Tweede Kamer over een sociaal minimum voor Caribisch Nederland was de druppel. Geen duimbreed weken staatssecretaris Knops van Koninkrijksrelaties en zijn collega Van Ark van Sociale Zaken af van het standpunt van het kabinet om geen sociaal minimum vast te stellen en te volstaan met een reeks maatregelen. Volgens Knops was de bevolking zelfs ‘heel blij’ met de gekozen aanpak. Ik weet niet waar hij die kennis vandaan heeft, wellicht heeft het eilandsbestuur hem dat bij zijn werkbezoek vorige week verteld.
In juli was staatssecretaris Knops ook op Bonaire. Dat bliksembezoek stond vooral in het teken van de grote ergernis in Den Haag over het gebrek aan goed bestuur op Bonaire. Bij die gelegenheid herhaalde Knops zijn mantra ‘more for more, less for less’. Het belonen van gewenst gedrag; laat je als eilandsbestuur zien dat je werk maakt van goed bestuur, dat je de belangen van de bevolking stelt boven de eigen belangen, dan kun je rekenen op extra geld uit Den Haag. De afgelopen maanden regende het vanuit vele instanties klachten over de machteloosheid en incompetentie van het eilandbestuur en ik sprak heel wat mensen die een stevige bestuurlijke ingreep vanuit Den Haag verwachtten. Tenminste een aanwijzing, maar misschien wel het overnemen van het bestuur door Nederland vanwege grovelijke taakverwaarlozing door de lokale overheid. Een ingreep vergelijkbaar met Sint Eustatius, maar dan met andere argumenten. Opmerkelijk was de berusting bij dat vooruitzicht: ‘wat maakt het uit door wie we worden bestuurd, als we maar worden bestuurd’.
Vorige week op Bonaire was van de stoere houding van Knops niet veel meer over. In oktober hoopt hij een bestuursakkoord met het eilandsbestuur te tekenen, kennelijk is een handtekening onder wat voornemens en prioriteiten voldoende om de staatssecretaris te overtuigen dat je goed bestuur serieus neemt. Ja zeggen, nee doen. Zo ging het ook na de strenge woorden van Knops in juli. De staatssecretaris had Bonaire nog niet verlaten of de gedeputeerden haastten zich naar de media om alles en iedereen, maar vooral ‘Nederland’ de schuld te geven van de problemen, alles kwam door anderen, geen greintje zelfinzicht ten aanzien van eigen functioneren. Onthutsend.
Het is niet moeilijk te bedenken waar de lankmoedige houding van Knops op is gebaseerd. In maart volgend jaar zijn er verkiezingen voor de eilandsraad en ik schat in dat Den Haag verwacht dat er dan een bestuurscollege komt dat voor stabiliteit gaat zorgen en de oren naar Nederland zal laten hangen. Laat ik de staatssecretaris maar meteen uit de droom helpen. Dat komt er niet. Het besturen van Bonaire was al niet gemakkelijk, maar sinds de integratie binnen Nederland in 2010 is het nog moeilijker geworden. Het monistische systeem heeft plaats moeten maken voor een dualistisch systeem, maar het belangrijkste is dat het aantal zetels dat de eilandsraad telt per amendement in de Tweede Kamer in 2010 is begrensd op negen zetels. In Nederland heeft een gemeente met 19.000 inwoners zeventien zetels in de gemeenteraad, maar Bonaire moet het doen met het zetelaantal uit begin jaren vijftig toen de bevolking uit pakweg vijfduizend inwoners bestond. Dankzij de onuitroeibare praktijk van overlopers, is het met negen raadszetels iedere keer binnen een paar maanden bingo en valt een bestuurscollege, de afgelopen vier jaar waren een absoluut dieptepunt.
In het overleg met de Tweede Kamer over het sociaal minimum kwamen voortdurend de Haagse zorgen over de kwaliteit van het lokale bestuur naar voren, met name omdat de eilandelijke overheden een grote rol krijgen toebedeeld in het armoedebeleid. Gaat dat allemaal wel lukken, leggen we niet te veel verantwoordelijkheid op hun bordje? Knops had het zelfs over het ‘geringe absorptievermogen’ van de eilanden.
Als het om verantwoordelijkheden gaat, vind ik al heel lang dat het op Bonaire anders moet. En juist omdat het nu om armoede gaat, is het de hoogste tijd dat er echt wat gaat veranderen. Zo kan het niet langer. Als correspondent heb ik van dichtbij het staatkundig proces gevolgd waarbij de Nederlandse Antillen werden opgeheven, de autonome landen Curaçao en Sint Maarten ontstonden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba ‘openbare lichamen’ van Nederland werden. Een belangrijke reden waarom het land de Nederlandse Antillen geen levensvatbare constructie was, was de dubbele bestuurslaag met eilandelijke overheden en een centrale Antilliaanse overheid met als hoofdzetel Curaçao. De dubbele bestuurslaag zorgde voor veel politieke en ambtelijke werkgelegenheid, maar stond door de vaak verschillende belangen uiteindelijk de ontwikkeling van de eilanden in de weg.
Aan die onwerkbare dubbele bestuurslaag moet ik vaak denken als ik naar Bonaire kijk. Vóór 2010 waren de eilandelijke en centrale overheid ‘Antilliaans’, met ambtenaren en politieke vertegenwoordigers die hun taal en cultuur deelden. Hoe anders is dat nu. De eilandelijke overheid op Bonaire telt ongeveer 400 ambtenaren en wordt politiek aangestuurd door het bestuurscollege. De Rijksdienst Caribisch Nederland telt ongeveer 900 ambtenaren (waaronder ook politie en gevangenispersoneel) en wordt politiek aangestuurd door Den Haag, het kabinet is ministerieel verantwoordelijk. Zo moet de minister van Volksgezondheid toestemming geven wanneer een nieuwe huisarts zich op Bonaire wil vestigen en minister Grapperhaus maakte onlangs bij zijn werkbezoek duidelijk dat de eilandsraad nu eindelijk eens de nieuwe Wegenverkeersverordening moet vaststellen, een proces dat al jaren sleept.
Op zich hoeven twee bestuurslagen geen probleem te zijn als er sprake is van een zekere gelijkwaardigheid en wanneer goed wordt samengewerkt. Dat is echter niet het geval, integendeel, het is in alle opzichten David versus Goliath. Zo heeft de eilandelijke overheid volgens externe onderzoeken te weinig geld om haar taken uit te voeren, niettemin heeft het kabinet onlangs nog maar eens bevestigd niet van plan te zijn de zogenaamde Vrije Uitkering te verhogen. De rijksoverheid geeft ongeveer 85% van het budget uit dat voor het eiland beschikbaar is, dat zijn prioriteiten en keuzes die in Den Haag worden gemaakt. Beide overheden laten zich, uitzonderingen daargelaten, niet veel aan elkaar gelegen liggen, zijn eerder concurrenten van elkaar. Dankzij het beloningsbeleid bij de Rijksdienst, dat de eilandelijke overheid wordt geacht te volgen, horen de ambtenaren op het eiland volgens het CBS tot de best betaalde werknemers. Een droombaan, iedereen wil wel ambtenaar worden, het particulier bedrijfsleven kan daar niet tegen op.
Ik spreek geen oordeel uit over de kwaliteit of het functioneren van beide ambtelijke organisaties, maar wat langzamerhand steeds duidelijker wordt is dat de dubbele bestuurslaag een excuus bij uitstek is geworden om over en weer geen verantwoordelijkheid te nemen. Iedereen wijst naar elkaar waarom een waslijst van zaken nog steeds niet is uitgevoerd, plannen op de plank blijven liggen of geld nog niet beschikbaar komt. Ondertussen is de bevolking het kind van de rekening. Treurig. Ik durf dan ook de stelling aan dat er niets van het armoedebeleid van Van Ark en Knops terecht komt, als de verdeling van verantwoordelijkheden blijft zoals die nu is. Het kabinet kan dan volgend jaar bij de beloofde rapportage zeggen dat de oorzaak is dat de eilandelijke overheid haar verplichtingen niet nakomt, maar voor de helft van de bevolking die onder het bestaansminimum moet leven is dat natuurlijk dramatisch.
Wat moet er dan wel gebeuren? Ik pleit voor het overnemen van het volledige bestuur van Bonaire door Nederland; niet als straf zoals op Sint Eustatius eerder dit jaar is gebeurd, maar omdat op basis van een nuchtere analyse de conclusie is dat de huidige situatie niet werkt. Om het anders te zeggen: Bonaire heeft dringend een bestuurlijke herstart nodig. Nederland krijgt vijf jaar de tijd om op basis van een soort Marshall-plan van Bonaire een modeleiland te maken. De opdracht is om armoede uit te bannen, te zorgen voor een substantiële middenklasse die als drager van een gezonde groei en ontwikkeling kan fungeren, de infrastructuur (niet alleen wegen) op orde te brengen, Bonaire veiliger te maken en alles wat verder nodig is. Het kan voor een rijk en welvarend land als Nederland met een lange staat van dienst op het terrein van ontwikkelingssamenwerking toch niet moeilijk zijn om van een klein tropisch eiland met nog geen 20.000 inwoners een modeleiland te maken. Beide overheden worden samengevoegd, er komt één overheid en er is geen bestuurscollege meer nodig. Wat wel belangrijk is, is dat de bevolking voldoende inspraak krijgt met bijvoorbeeld gekozen of benoemde vertegenwoordigers. Tot de opdracht hoort ook om met een voorstel te komen voor een nieuw bestuursmodel na afloop van deze speciale periode.
Ik moet er wel aan toevoegen dat ‘Den Haag’ qua werkwijze uit een ander vaatje zal moeten gaan tappen dan tot dusver om daadwerkelijk succesvol te zijn en de hearts and minds te winnen. En ja, voor degenen die dit een ‘koloniaal’ voorstel vinden, die kan ik alleen maar gelijk geven; mijn tegenwerping is dat de huidige situatie dat in feite ook al is. In een volgende column zal ik daar op terug komen.