kop

Toezicht Statuut selectief

Den Haag – In de praktijk is het Koninkrijk Nederland en hebben Curaçao, Aruba en Sint Maarten helemaal niets te vertellen. Sterker nog: aan normen die Den Haag de Caribische landen oplegt, heeft het zelf lak. Dat is de kern van het betoog van Douwe Jan Elzinga, hoogleraar Constitutioneel Organisatierecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en honorair hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Aruba.

In een column die onder de titel ‘Selectief toezicht van Koninkrijk’ in het blad Binnenlands Bestuur is gepubliceerd, voorziet hij het einde van een gemankeerd Statuut. Elzinga hangt zijn betoog op aan artikel 43 dat bepaalt dat de landen een rechtstaat moeten zijn en dat er deugdelijk moet worden bestuurd. ,,Worden deze normen geschonden dan kan de Koninkrijksregering ingrijpen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het financieel toezicht staat in dat teken en de norm van deugdelijk bestuur en rechtstaat vormt ook overigens de grondslag van tal van arrangementen die voor de ‘West’ zijn getroffen.”

De hoogleraar vervolgt met de opmerking dat Nederland eveneens aan de norm van deugdelijk bestuur is gebonden, maar zich daar weinig van aantrekt. ,,De Raad van State constateert bijvoorbeeld dat het met de uitvoerbaarheid van wetgeving in Nederland beroerd is gesteld met de decentralisatiewetgeving als voorlopig treurig dieptepunt.” Elzinga wijst meer voorbeelden aan van wat hij noemt evident ondeugdelijk bestuur. ,,Hoe komt het nu dat het Koninkrijk waartoe vier landen behoren wel regelmatig de Caribische rijksgenoten op de vingers tikt of dreigt, maar Nederland in dit opzicht geheel links of rechts laat liggen?”

De oorzaak volgens de professor is dat het toezichtsartikel 50 van het Statuut wel voor de Caribische landen geldt. ,,Art. 50 lid 2 formuleert dat het toezicht in Nederland nationaal moet worden georganiseerd en dat daarvoor geen Koninkrijkstoezicht voorhanden kan zijn en wel omdat de regering van het Koninkrijk samenvalt met de regering van Nederland.” Destijds is in de toelichting wel gesteld dat de Gevolmachtigde ministers in de Koninkrijksregering erop kunnen aandringen dat ook Nederland zich aan de normen houdt. ,,In de praktijk komt daar natuurlijk niets van, want een Gevol- machtigde minister maakt zich volstrekt belachelijk indien hij dergelijke kwesties probeert te agenderen.”

Volgens Elzinga werd die mogelijkheid opgeschreven om de schijn op te houden dat de landen gelijkwaardig aan elkaar zijn. ,,In de praktijk is daar geen sprake van. Allerlei vormen van ondeugdelijk bestuur in Nederland kunnen naar hartenlust worden gecombineerd met verreikende interventies in het Caribisch gebied.” De hoogleraar concludeert dat het Koninkrijkstoezicht selectief is en dat dat ook uitdrukkelijk de bedoeling is geweest van Nederland. ,,De hele statutaire opzet kent veel meer van dit soort schijnconstructies. De indruk wordt gewekt dat het Koninkrijk boven de landen staat, federale trekken vertoont, maar in de praktijk is het Koninkrijk Nederland en hebben de Caribische landen als het er om spant alleen de mogelijkheid om lege briefjes in te leveren.”

Elzinga constateert dat er meer oorzaken zijn voor de moeizame verhoudingen in het Koninkrijk, maar: ,,De weeffouten in het Statuut vormen een zelfstandige bron van vele zwarigheden. Het Statuut in deze vorm heeft dan ook zijn langste tijd gehad en moet worden vervangen door een fair samenwerkingsdocument.”

Bron: Antilliaans Dagblad, Curacao